Moge het land klein blijven, met weinig mensen,
en zelfs als het een tienvoud of een
hondervoud aan gerei zou hebben,
dat het daar geen gebruik van maakt.
Mogen de mensen de dood ernstig opvatten
en niet ver van huis gaan.
Zelfs zouden er boten en wagens zijn,
dat ze die niet gebruiken;
zelfs zouden er harnassen en wapens zijn,
dat ze die niet tonen.
Mogen de mensen weer koorden knopen
en die in de plaats van schrift gebruiken.
Mogen ze van hun voedsel genieten,
hun kleding mooi maken,
tevreden met hun huizen zijn,
plezier beleven aan hun gebruiken.
En hoewel men de omliggende gemeenten ziet liggen
en men het kraaien van de hanen,
het blaffen van de honden kan horen,
mogen de mensen oud worden en sterven
zonder elkaar ooit te ontmoeten.