Tao is gelijk een ledig vat waaruit je onuitputtelijk schenken kunt,
bodemloos, is het alsof het de voorouder aller dingen ware:
het verstompt zijn scherpte en ontwart de strikken,
het dooft zijn licht en wordt één
met het stof van de wereld!
Diep en vredig, schijnbaar eeuwig,
ik weet niet wiens telg het is;
misschien bestond het reeds eer de Hemelgod.