Boeddhisme is de verzamelnaam voor de verschillende wijsgerige en religieuze denkbeelden die zijn afgeleid van de verlossingsleer die werd onderwezen, in de zesde eeuw voor Chr., door de Noord-Indiase prins Siddhartha Gautama, genaamd de Boeddha, wat Ontwaakte of Verlichte betekent. De Boeddha geloofde niet in Brahman (God) of in de atman (ziel) en leerde dat de mens lijdt omdat hij de dingen niet ziet zoals ze in werkelijkheid zijn, d.w.z. veranderlijk en vergankelijk, en hierdoor zijn leven verkeerd inricht, aan de verkeerde dingen vasthoudt en de verkeerde dingen najaagt.
Die verkeerde zienswijze wordt veroorzaakt door een uit de onwetendheid van de mens voortkomende levensdorst, en deze levensdorst kan ongemerkt meer kwalijke vormen gaan aannemen: reeds als begeerte, nijd, gemakzucht, ongedurigheid of wantrouwen kan zij hem gaan beletten om zijn leven ten goede te keren. De nakoming van de vijf leefregels, die van toepassing zijn op alle volgelingen van de Boeddha, zal hem daarentegen in staat stellen om die levensdorst te ondervangen en vervolgens de grondoorzaak van zijn lijden, d.w.z. zijn onwetendheid, te gaan opheffen. De vijf leefregels zijn niet te doden, niet te stelen, kuisheid, niet te bedriegen en geheelonthouding.
De naleving van deze leefregels verschaft hem de morele kracht om zich te kunnen begeven op de middenweg tussen in eerste instantie de extremen van genotzucht en zelfkwelling, die hem naar de gezegende staat van Nirvana zal voeren. Nirvana houdt in de opheffing van het lijden door ons te verzoenen met de werkelijkheid zoals zij is voorbij onze beperkte en vooringenomen beleving van haar. Nirvana en de waarneembare wereld zijn niet twee verschillende werkelijkheden of twee verschillende toestanden van de werkelijkheid. Nirvana is de waarneembare wereld te beleven sub specie aeternitatis, d.w.z. vanuit het gezichtspunt der eeuwigheid. Het is, met andere woorden, de ene werkelijkheid ontdaan van al onze denkbeelden, met inbegrip uiteindelijk van deze.
De middenweg die men dient te volgen is in concreto het Edele Achtvoudige Pad dat de Boeddha reeds leerde in zijn allereerste preek te Benares. In het Advayavada-boeddhisme houdt het in het doorlopend streven naar achtereenvolgens het beste (samyak, samma) inzicht, het beste besluit, de beste formulering, de beste instelling, de beste uitvoering, de beste inspanning, de beste aandacht, en de beste bezinning, wat ons tot een nog beter inzicht dient te voeren, en zo verder. Wij sluiten aldus aan bij de voortgang naar beter toe van het geheel en verbreken al vorderend op het Pad de boeien die ons aan Samsara ketenen.
Het Advayavada-boeddhisme is een non-dualistische filosofie en niet-vergelijkende levenswijze dat afgeleid is van Nagarjoena’s Madhyamaka, ofwel Middenweg filosofie. Het voornaamste beginsel van het Advayavada-boeddhisme is dat er in de leer van de Boeddha het geloof in een vierde kenmerk van het bestaan besloten ligt, dat inhoudt dat de werkelijkheid opeenvolgend en dynamisch is in de betekenis dat het voortdurend beter wordt dan voorheen. Uitgedrukt in termen van menselijke perceptie en ervaring, wat mensen als goed, juist of nuttig, met andere woorden als vooruitgang (pratipada, patipada) ervaren, is in feite dat wat plaatsvindt in de anders onverschillige richting waarin het allesomvattende bestaan vanzelf vloeit.
Om dit beginsel te begrijpen, moet men zich eerst goed realiseren, bijvoorbeeld door meditatie over de onweerlegbare enkelvoudigheid van de wereld, dat niet de menselijke manifestatie van het leven (dat wil zeggen het doorlopend proces van hercombinatie, mutatie en aaneengeschakelde vermenigvuldiging van de menselijke wezens, het uiteenvallen van de uitgeputte eenheden, de risico’s en gevaren waaraan de mensheid onderhevig is, zelfs niet haar mogelijke uitsterven, door eigen schuld of niet) de maat der dingen in ruimte en tijd is, maar het geheel van de oneindige onderling afhankelijke werkelijkheid zelf, die nauwelijks aangetast, als het al zo is, door het doen en laten van de mensheid, zal doorgaan met worden precies zoals het per definitie moet.
Het wordt dan duidelijk dat de Boeddhadharma niet anders dan de Dharma van het geheel is; dat het doel van de Middenweg het afleggen van alle vaststaande denkbeelden en ons wederom aansluiten en verzoenen met het allesomvattende bestaan is; en dat de Middenweg in de dynamische gedaante van het Edele Achtvoudige Pad derhalve als een weerspiegeling op het niveau van de mens van de voortgang van het bestaan in de tijd moet worden gezien. Nu, omdat het Achtvoudige Pad ons immer naar beter toe leidt, weten wij nu, dat uitgedrukt in termen van menselijke perceptie en ervaring, ook de werkelijkheid als geheel naar beter toe voortgaat.
Het doel van het Boeddhisme is kennelijk de mensheid te laten terugkeren naar de schoot van het allesomvattende bestaan. Het Boeddhisme dient inderdaad begrepen te worden als een Leer van Verzoening met het gehele bestaan zoals het is, dat wil zeggen zoals het werkelijk is voorbij onze gewoonlijk beperkte en vooringenomen beleving van het bestaan. De doelstelling van het Advayavada-boeddhisme is ons dit voorname doel van het Boeddhisme beter te doen begrijpen en ons het nodige gereedschap te geven om zelf een volwaardig deel van het geheel te worden.
De aanhanger van het Advayavada-boeddhisme heeft de overtuiging dat de mens als vooruitgang ervaart dat wat overeenkomt met de richting waarin het geheel van het bestaan voortgaat in de tijd; in het Advayavada-boeddhisme wordt daarom het Edele Achtvoudige Pad benadrukt als een weerspiegeling onder de mensen, en in menselijke termen, van die vooruitgang van het bestaan. De Advayavadin ervaart heel duidelijk in zijn volgen van het Pad de algemene vooruitgang, de alles omvattende trek naar beter toe, van het bestaan. Hij vindt in zijn persoonlijk volgen van het Pad het onweerlegbaar bewijs van die vooruitgang van het geheel.